1. Gebruik voor perforatiesnijden een plasmasnijmachine om zoveel mogelijk vanaf de rand te snijden. Dit ter bescherming van de kwetsbare delen zoals het snijmondstuk. Het helpt om ze voor een langere tijd te gebruiken. Bij gebruik eerst de rand van het werkstuk uitlijnen en vervolgens het gereedschap inschakelen.
2. Frequente boogvorming. Bij het snijden van materialen wordt de snijsituatie niet vooraf gepland. Frequente aanpassing van snijparameters zal resulteren in frequente boogvorming, wat het verlies van mondstukken en motoren zal versnellen.
3. Het mondstuk is overbelast en de toename van de mondstukstroom kan de snij-efficiëntie verbeteren, maar de overmatige stroom zal het lichaam beschadigen. De huidige intensiteit van het mondstuk mag niet worden geraakt tot de volledige belasting, slechts 95% van de werkstroom.
4. Als de snijafstand te klein of te groot is, zijn de snijafstand en de snij-efficiëntie van de plasmasnijmachine negatief gecorreleerd. Hoe kleiner de afstand, hoe hoger het rendement. Maar een te kleine snijbrander zal het snijmondstuk slijten, dus deze afstand moet redelijk worden gecontroleerd. Opgemerkt moet worden dat bij het doorboren de gebruikte snijafstand zo groot mogelijk moet zijn.
5. De perforatiedikte is te groot en de afstand die de snijmachine kan perforeren is gespecificeerd, meestal de helft van de snijdikte.